Sint-Gillis
Station Midi is een van de belangrijkste internationale treinstations in Europa. Als onderdeel van een ambitieuze strategie heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest studies en voorstellen ontwikkeld om de kwaliteit van deze belangrijke nationale en internationale poort te verbeteren.
Prioriteiten zijn het verbeteren van de openbare ruimte en de intermodale hub als link met de stad, regio, nationaal en internationaal. Het project beoogt de functionele en sociale mix van het district te versterken, een centraal hoofdkwartier te ontwikkelen en het gebruiksgemak te vergroten ten behoeve van de gebruikers omwille van nabijheid van het station.
COMPLEX BLUELINES
In het voorliggende ontwerpvoorstel, een samenwerking met CERAU, gaan we uit van de schaal en korrel van de bestaande en toekomstige omgeving. We opteren voor een twee-toren gebouw dat, in tegenstelling tot een monovolume, de nodige transparantie op de stad kan bieden. Het gabarit van de omliggende bouwblokken is richtinggevend voor de schaal en de morfologie van het nieuwe bouwvolume.
Het nieuwe gebouw gaat een relatie aan met zijn nabije omgeving die bestaat uit een sequentie van pleinruimten. Elke ruimte heeft zijn eigen identiteit. Door het bouwvolume op te delen in twee torens kunnen we de perspectieven op stedelijke landmarks ondersteunen en versterken. De uitsparing tussen beide bouwvolumes zorgt voor een visuele connectie tussen de stadsdelen Anderlecht en Sint-Gillis.
De plint van het gebouw heeft een grotere verdiepingshoogte en sluit in schaal aan bij het Zuidstation. Het inkomgebouw wordt vooraan in de Frankrijkstraat op de plint geplaatst en overkraagt het nieuwe plein. De plint/inkomhal fungeert als een verzamelplaats. Een plek die mensen samenbrengt. Het levert door zijn architecturale expressie een belangrijk bijdrage bij de oriëntatie en herkenning. Via de plint vinden werknemers en bezoekers hun weg naar de publieke laag. Deze laag vormt de ‘agora’ van het gebouw en verbindt beide bouwvolumes met elkaar. De overdekte buitenruimte vormt tevens een verblijfsplek voor het personeel waar informele contacten plaatsvinden en het biedt ‘een venster’ op de stad. De gradiënt van publiek naar specifiek gebruik vertaalt zich op die manier in architectuur. Visueel wordt duidelijk welke zones van het gebouw een publiek karakter hebben, en welke delen meer als backoffice ingezet worden.
Het tweede torengebouw is hoger en wordt op de plint naar achter geschoven. Deze toren is in beide richtingen overkragend en kijkt naar de stad. De parking en nodige dienstruimtes (opslag, archief) worden in drie ondergrondse bouwlagen voorzien.
Living Labs
Het interieurontwerp vertrekt van het idee van ‘living labs’, waar alle synergieën mogelijk zijn. Naast kantoren kunnen kleine break-out rooms, recreatieve plekjes, concentratieplekken, bubbles en flexdesks voorzien worden. We willen hiermee de idee van traditionele verticale werkplekken verlaten naar een meer horizontale verbindingen en ontdekking van het gebouw.
De rode draad doorheen het gebouw en haar werking is het creëren van flexibele, polyvalente ruimtes waar informeel contact en een grote flexibiliteit voor experiment en onderzoek mogelijk is. Het idee is om het gebouw te laten werken als een stad waar verschillende functies terug te vinden zijn op belangrijke kruispunten waar formeel en informeel elkaar ontmoet, net zoals in het dagelijkse leven, volgens de filosofie van ‘anders werken’ met ontmoeting, samenwerking en delen als basis.
Daktuinconcept
Groene ruimten leveren een substantiële bijdrage bij de psychische gezondheid van mensen. Daar een kantooromgeving vaak een harde en stenige plek vormt, lijkt het ons zinvol om bruikbare dakvlakken zo groen mogelijk in te richten. Door de daken een grote gebruiks- en belevingswaarde mee te geven spelen we in op de wens om van een kantooromgeving een kwalitatieve en gezonde verblijfsplek te maken. Het concept van de daktuinen is tweeledig en onderscheidt zich door de vormging en het beoogde gebruik. Beide tuinen worden opgebouwd uit elementen die verband houden met hun nabije omgeving, de spoorweginfrastructuur. De natuurlijke tuin (jardin naturel) is hoofdzakelijk een ‘groene’ buitenruimte, waarmee we trachten een bijdrage te leveren aan het bevorderen van de stedelijke biodiversiteit. De kunstmatige tuin (jardin artificiel) bevindt zich op de publieke laag, is gevormd door een minerale pleinverharding met een natuurlijke groene rand en biedt de mogelijkheid om, aansluitend bij het bedrijfsrestaurant, buiten te lunchen. Het plein vormt tevens een overdekte verbinding tussen beide torengebouwen.
Het Aanpasbaar Gebouw
Dit project start vanuit de Infrabel identiteit, met aandacht voor een veranderende toekomst en filosofie rond werken. Dit gebouw zien we als een robuuste drager, klaar voor vele mogelijke invullingen nu en in de toekomst. De drager is toekomstbestendig en wordt ontworpen als een “open source building”. Deze beslissing laat toe dat een belangrijk deel van het ontwerp heringevuld en blijvend aangepast kan worden aan nieuwe noden.
Ons ontwerp voor “Blue Lines” werd niet weerhouden.